Inhoudsopgave
7 relaties: Decidua, Embryonale inductie, Extracellulaire matrix, Integrine, Treponema denticola, Virulentiefactor, Vromaneffect.
Decidua
Dwarsnede van de baarmoeder (gravid uteris.
Bekijken Fibronectine en Decidua
Embryonale inductie
Tijdens de gastrulatie, een vroege stap in de embryonale ontwikkeling van dieren, komen cellen dicht bij elkaar te liggen, zodat deze cellen elkaar middels biochemische signalen kunnen beïnvloeden. Embryonale inductie is het proces waarbij cellen elkaars differentiatie beïnvloeden tijdens de embryonale ontwikkeling.
Bekijken Fibronectine en Embryonale inductie
Extracellulaire matrix
Extracellulaire matrix (ECM) of matrix extracellularis is een structuur die deel uitmaakt van biologische weefsels, maar zich buiten de cellen bevindt.
Bekijken Fibronectine en Extracellulaire matrix
Integrine
Integrines schakelen tussen hun inactieve, gebogen toestand (links), en hun geactiveerde toestand (rechts) op basis van contact met intracellulaire en extracellulair eiwitten. Integrinen zijn grote membraanreceptoren die in dierlijke cellen de belangrijkste verbindende schakel vormen tussen het cytoskelet en de extracellulaire matrix.
Bekijken Fibronectine en Integrine
Treponema denticola
Treponema denticola is een beweeglijke, kleine tot middelgrote spirocheetbacterie.
Bekijken Fibronectine en Treponema denticola
Virulentiefactor
Virulentiefactoren zijn moleculen geproduceerd door micro-organismen, die ervoor zorgen dat het micro-organisme schadelijker wordt voor de gastheer.
Bekijken Fibronectine en Virulentiefactor
Vromaneffect
Het vromaneffect, genoemd naar de hematoloog en dichter Leo Vroman, komt voor bij de bloedstolling.
Bekijken Fibronectine en Vromaneffect