Inhoudsopgave
14 relaties: Actief/passief (taalkunde), Argument (taalkunde), Indirect object, Lijdend voorwerp, Meewerkend voorwerp, Obliquus, Semantiek, Thematische relatie, Transitiviteit (taalkunde), Voorzetselvoorwerp, Wederkerend voornaamwoord, Wederkerig voornaamwoord, Werkwoord, Zelfstandig naamwoord.
Actief/passief (taalkunde)
In de Indo-Europese talen, en dus ook in het Nederlands, kunnen zinnen worden opgebouwd in een lijdende vorm of bedrijvende vorm vorm.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Actief/passief (taalkunde)
Argument (taalkunde)
Een argument is in de taalkunde een zinsdeel dat onlosmakelijk is verbonden met een werkwoordsvorm, waar het een thematische relatie mee heeft.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Argument (taalkunde)
Indirect object
Indirect object is in de ontleding de verzamelterm voor de zinsdelen die zelfstandigheden aanduiden waarop de door het werkwoord uitgedrukte handeling of werking niet rechtstreeks is gericht, zoals bij het lijdend voorwerp, maar alleen indirect.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Indirect object
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp of direct object is het zinsdeel waarop de werking van het werkwoord (het werkwoordelijk gezegde) rechtstreeks betrekking heeft; in sommige gevallen is het lijdend voorwerp het onmiddellijke resultaat van de door het werkwoordelijk gezegde omschreven handeling.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp is in de redekundige ontleding het zinsdeel waarop de door het gezegde en het lijdend voorwerp uitgedrukte werking gericht is.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Meewerkend voorwerp
Obliquus
De obliquus, obliek of voluit casus obliquus (Latijn: scheve naamval) is een generieke naam voor iedere naamval anders dan nominatief of vocatief.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Obliquus
Semantiek
De semantiek of betekenisleer is een wetenschap die zich bezighoudt met de betekenis van symbolen, waarbij het in het bijzonder de bouwstenen van natuurlijke talen die voor de communicatie dienen ofwel woorden en zinnen betreft.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Semantiek
Thematische relatie
Met thematische relatie wordt in de syntaxis en de semantiek de rol van een nominale constituent met betrekking tot het hoofdwerkwoord van een zin bedoeld.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Thematische relatie
Transitiviteit (taalkunde)
Een overgankelijk werkwoord of transitief werkwoord is een werkwoord dat een lijdend voorwerp en soms een meewerkend voorwerp bij zich kan hebben.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Transitiviteit (taalkunde)
Voorzetselvoorwerp
Het voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat altijd met een vast voorzetsel begint.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Voorzetselvoorwerp
Wederkerend voornaamwoord
Het wederkerend voornaamwoord (Latijn pronomen reflexivum) is in veel talen het voornaamwoord dat verwijst naar het onderwerp van dezelfde zin.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Het wederkerig voornaamwoord (het reciproque pronomen, ook wel het wederzijds voornaamwoord genoemd) lijkt als woordsoort enigszins op het wederkerend voornaamwoord.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Wederkerig voornaamwoord
Werkwoord
Het werkwoord (Latijn: verbum) is een woordsoort die in bijna alle talen van de wereld samen met het subject (onderwerp) en eventueel een of meer objecten (voorwerpen) de basis vormt van een zin.
Bekijken Ondervindend voorwerp en Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord (Romaanse term: nomen of substantief, afkorting znw.) is de woordsoort die wordt gebruikt om in een uitspraak de personen of zaken aan te duiden waar de uitspraak betrekking op heeft, in talen waarin zulke aanduidingen een aparte lexicale categorie (woordsoort) vormen.