Inhoudsopgave
73 relaties: Ablaut, Accusatief, Affricaat, Afrikaans, Allofoon, Alveo-palataal, Alveolaar, Approximant, Assimilatie (taalkunde), Bijvoeglijk naamwoord, Bijwoord, Bijzin, Bilabiaal, Datief, Deelwoord, Doe Maar, Duits, Engels, Faeröers, Fricatief, Genitief, Germaanse talen, Geslacht (taalkunde), Gezegde (taalkunde), Glottaal, Glottisslag, Grammaticaal partikel, Halfklinker, Hoofdzin, IJslands, Klinker (klank), Labiodentaal, Lijdend voorwerp, Luxemburgs, Medeklinker, Meervoud (taal), Meewerkend voorwerp, Monoftong, Morfeem, Morfologie (taalkunde), Naamval, Naamwoord, Nasaal (medeklinker), Nederlands, Nederlands in Nederland, Nominatief, Noord-Germaanse talen, Onderwerp (taalkunde), Palataal, Paradigma (taalkunde), ... Uitbreiden index (23 meer) »
- Grammatica van het Duits
Ablaut
Ablaut, apofonie of klinkerwisseling is het teruggaan op een klinkeralternantie van verschillende klinkers in etymologisch verwante woorden (cognaten) in het Proto-Indo-Europees.
Bekijken Duitse grammatica en Ablaut
Accusatief
De accusatief (Latijn accusare.
Bekijken Duitse grammatica en Accusatief
Affricaat
Een affricaat is een combinatie van twee medeklinkerklanken, waarvan de eerste een (bijvoorbeeld dentale) plosief is en de tweede een homorgane (bijvoorbeeld palato-alveolare) wrijfklank.
Bekijken Duitse grammatica en Affricaat
Afrikaans
Een Afrikaanse spreker Het Afrikaans is een West-Germaanse taal die hoofdzakelijk in Zuid-Afrika en Namibië wordt gesproken.
Bekijken Duitse grammatica en Afrikaans
Allofoon
Een allofoon is in de spraak een uitspraakvariant van één bepaalde, minimale (distinctieve) klank, die niet tot betekenisverandering leidt.
Bekijken Duitse grammatica en Allofoon
Alveo-palataal
Een palato-alveolaar, palato-alveolair, alveo-palataal of postalveolaar is een medeklinker die wordt gevormd door de punt van de tong ergens tussen het harde verhemelte en een van de tandkassen te plaatsen.
Bekijken Duitse grammatica en Alveo-palataal
Alveolaar
Alveolaar Alveolaar of alveolair betekent in de fonetiek de vorming van een klank door de tong met de bovenste tandkas of superieure alveolare rand (Lat. alveolus.
Bekijken Duitse grammatica en Alveolaar
Approximant
Een approximant of klinkerachtige is een medeklinker die kan worden gezien als liggend tussen een klinker en een "typische" medeklinker.
Bekijken Duitse grammatica en Approximant
Assimilatie (taalkunde)
Assimilatie is een fonologisch proces waarbij een klanksegment (in de regel een medeklinker) gedeeltelijk of volledig verbonden wordt met een naburige klank.
Bekijken Duitse grammatica en Assimilatie (taalkunde)
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord of adjectief is een woordsoort in de taalkundige benoeming.
Bekijken Duitse grammatica en Bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
Het bijwoord (Latijn: adverbium) is een woordsoort in de taalkundige benoeming.
Bekijken Duitse grammatica en Bijwoord
Bijzin
Een bijzin of deelzin is in de redekundige ontleding een zin die deel uitmaakt van een samengestelde zin, maar die niet de hoofdzin is.
Bekijken Duitse grammatica en Bijzin
Bilabiaal
Bilabiaal Bilabiaal betekent in de fonetiek de vorming van een klank door beide lippen (Lat. bi, "twee", labium, "lip") met elkaar contact te laten houden.
Bekijken Duitse grammatica en Bilabiaal
Datief
De datief (Latijn dare, datum.
Bekijken Duitse grammatica en Datief
Deelwoord
Het deelwoord of participium is een onbepaalde werkwoordsvorm.
Bekijken Duitse grammatica en Deelwoord
Doe Maar
Doe Maar was een Nederlandse popgroep, die invloeden uit onder andere ska, punk en reggae combineerde tot een eigen nederpop-geluid.
Bekijken Duitse grammatica en Doe Maar
Duits
'''— ''Het Duitse taalgebied'' —''' Verspreiding van het Duits in West- en Midden-Europa Verspreiding in de wereld Het Duits (Deutsch) is een taal behorende tot de West-Germaanse tak van de Germaanse talen.
Bekijken Duitse grammatica en Duits
Engels
Het Engels (English) is een Indo-Europese taal, die vanwege de nauwe verwantschap met talen als het Fries, (Neder-)Duits en Nederlands tot de West-Germaanse talen wordt gerekend.
Bekijken Duitse grammatica en Engels
Faeröers
Faeröerse toetsenbordindeling Faeröers (føroyskt, IPA) is een Noord-Germaanse taal die voor ruim 66.000 mensen als moedertaal fungeert.
Bekijken Duitse grammatica en Faeröers
Fricatief
Een fricatief of wrijfklank is een medeklinker die geproduceerd wordt met een gedeeltelijke obstructie ergens in het spraakkanaal.
Bekijken Duitse grammatica en Fricatief
Genitief
De genitief (Latijn genitivus, afgeleid van gignere.
Bekijken Duitse grammatica en Genitief
Germaanse talen
Zweeds De Germaanse talen vormen een subgroep van de Indo-Europese talen.
Bekijken Duitse grammatica en Germaanse talen
Geslacht (taalkunde)
Geslacht, grammaticaal geslacht, woordgeslacht of genus is de traditionele verdeling van zelfstandige naamwoorden in vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden.
Bekijken Duitse grammatica en Geslacht (taalkunde)
Gezegde (taalkunde)
De term gezegde verwijst in de zinsontleding naar hetgeen in een zin over het onderwerp wordt verteld.
Bekijken Duitse grammatica en Gezegde (taalkunde)
Glottaal
Een glottaal is een medeklinker die wordt gearticuleerd met de glottis.
Bekijken Duitse grammatica en Glottaal
Glottisslag
Een glottisslag (Internationaal Fonetisch Alfabet) is het kortstondig onderbreken van de klank van de stem of het aanzetten hiervan door het korte dichtklappen van de stemspleet en het hierbij onderbreken van de trilling van de stembanden.
Bekijken Duitse grammatica en Glottisslag
Grammaticaal partikel
Een grammaticaal partikel is in de taalkundige benoeming een functiewoord dat niet tot een van de traditionele lexicale categorieën (naamwoord, voornaamwoord, lidwoord, voorzetsel, tussenwerpsel, voegwoord) behoort.
Bekijken Duitse grammatica en Grammaticaal partikel
Halfklinker
Halfklinker (ofwel de vakterm semivocaal) of glijklank is de benaming voor een aantal spraakklanken waarvan de articulatie in wezen die van een klinker is, maar met het uitspreken waarvan een zekere vernauwing van het spraakkanaal gepaard gaat zoals bij een medeklinker, hoewel geen volledige obstructie.
Bekijken Duitse grammatica en Halfklinker
Hoofdzin
Een hoofdzin is in de ontleding een zin die wordt onderscheiden van bijzinnen.
Bekijken Duitse grammatica en Hoofdzin
IJslands
Het IJslands (IJslands: íslenska) is een Noord-Germaanse taal met bijna 320.000 sprekers.
Bekijken Duitse grammatica en IJslands
Klinker (klank)
Klinkers of vocalen zijn spraakklanken, waarvan de uitspraak begint met geblokkeerde stemspleet die vervolgens opengaat.
Bekijken Duitse grammatica en Klinker (klank)
Labiodentaal
Labiodentaal Een labiodentaal betekent in de fonetiek een klank die wordt gevormd door de onderlip (Lat. labium) met de bovenste tanden (Lat. stam dent-) contact te laten houden.
Bekijken Duitse grammatica en Labiodentaal
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp of direct object is het zinsdeel waarop de werking van het werkwoord (het werkwoordelijk gezegde) rechtstreeks betrekking heeft; in sommige gevallen is het lijdend voorwerp het onmiddellijke resultaat van de door het werkwoordelijk gezegde omschreven handeling.
Bekijken Duitse grammatica en Lijdend voorwerp
Luxemburgs
Luxemburgs of Letzeburgs (Lëtzebuergesch) is een taal die in ruimere zin – als variant binnen het Moezelfrankisch – wordt gesproken in het Groothertogdom Luxemburg, rond Aarlen (Frans: Arlon, Luxemburgs: Arel), en in het noorden van Lotharingen, rond Thionville (Luxemburgs: Diddenuewen).
Bekijken Duitse grammatica en Luxemburgs
Medeklinker
Medeklinkers of consonanten zijn spraakklanken waarvan de uitspraak begint met niet geblokkeerde stemspleet.
Bekijken Duitse grammatica en Medeklinker
Meervoud (taal)
In de meeste talen is het meervoud een belangrijke exponent van de grammaticale categorie getal.
Bekijken Duitse grammatica en Meervoud (taal)
Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp is in de redekundige ontleding het zinsdeel waarop de door het gezegde en het lijdend voorwerp uitgedrukte werking gericht is.
Bekijken Duitse grammatica en Meewerkend voorwerp
Monoftong
Een monoftong (van het Griekse μονόφθογγος, "monophthongos".
Bekijken Duitse grammatica en Monoftong
Morfeem
In de taalkunde is een morfeem of betekeniseenheid een woord of een deel van een woord met een eigen betekenis, dat niet in kleinere woorddelen met eigen betekenissen kan worden opgesplitst.
Bekijken Duitse grammatica en Morfeem
Morfologie (taalkunde)
Morfologie of vormleer is, binnen de taalkunde, de leer van de woordstructuur en de woordvorming.
Bekijken Duitse grammatica en Morfologie (taalkunde)
Naamval
Een naamval of casus is een middel waarmee de grammaticale functie van een lidwoord, naamwoord of voornaamwoordEr is onder taalkundigen echter geen consensus dat de verbogen vormen van persoonlijke voornaamwoorden tevens onder de noemer van naamval vallen.
Bekijken Duitse grammatica en Naamval
Naamwoord
Een naamwoord is een woordsoort dat een persoon of zaak noemt, bepaalt of aanduidt.
Bekijken Duitse grammatica en Naamwoord
Nasaal (medeklinker)
Een nasaal of neusklank is in de fonetiek de vorming van een klank met een verlaagde velum in de mond, waardoor lucht tijdens het vormen van de klank ongestoord door de neus kan ontsnappen.
Bekijken Duitse grammatica en Nasaal (medeklinker)
Nederlands
Het Nederlands is een West-Germaanse taal, de meest gebruikte taal in Nederland en België, de officiële taal van Suriname en een van de drie officiële talen van België.
Bekijken Duitse grammatica en Nederlands
Nederlands in Nederland
Met de term Nederlands in Nederland wordt gedoeld op de variant van het Standaardnederlands, voorheen Algemeen (Beschaafd) Nederlands, die gebruikt wordt in Nederland.
Bekijken Duitse grammatica en Nederlands in Nederland
Nominatief
De nominatief (Latijn casus nominativus, afgeleid van nominare.
Bekijken Duitse grammatica en Nominatief
Noord-Germaanse talen
IJslands en Faeröers De Noord-Germaanse of Scandinavische talen zijn het Deens, het Noors (Bokmål en Nynorsk), het Zweeds, het IJslands en het Faeröers.
Bekijken Duitse grammatica en Noord-Germaanse talen
Onderwerp (taalkunde)
Het onderwerp (ook subject genoemd) is in de redekundige ontleding het zinsdeel dat in aantonende en vragende zinnen bepaalt hoe de persoonsvorm (het 'finiete werkwoord' of verbum finitum) eruitziet.
Bekijken Duitse grammatica en Onderwerp (taalkunde)
Palataal
Palataal Palataal betekent in de fonetiek de vorming van een spraakklank (klinker (klank) of medeklinker) door de tong met het harde verhemelte (Lat. palatum) contact te laten houden.
Bekijken Duitse grammatica en Palataal
Paradigma (taalkunde)
In de taalkunde is paradigma de benaming voor een groep verschijningsvormen van een of meer woorden die tot op zekere hoogte als alternatieven voor elkaar kunnen worden beschouwd.
Bekijken Duitse grammatica en Paradigma (taalkunde)
Plosief
Een plosief, occlusief of plofklank is een medeklinker die gekenmerkt wordt door een belangrijke graad van obstructie.
Bekijken Duitse grammatica en Plosief
Productiviteit (taalkunde)
Met productiviteit wordt in de taalkunde de mate bedoeld waarin taalgebruikers - in het bijzonder moedertaalsprekers van de betreffende taal - een bepaalde grammaticale regel toepassen bij woordvormingen.
Bekijken Duitse grammatica en Productiviteit (taalkunde)
Sjwa
Klinkerkaart met sjwa Met sjwa (of schwa) wordt de uitspraak van de zogenaamde stomme e of doffe e (bijvoorbeeld in het woord 'vader') aangeduid.
Bekijken Duitse grammatica en Sjwa
Stam (taalkunde)
In de taalkunde is een stam een woordvorm die de basis is voor alle door middel van flexie, samenstelling en afleiding daaruit gevormde woorden.
Bekijken Duitse grammatica en Stam (taalkunde)
Stemhebbend
Stemhebbendheid is een eigenschap van een bepaalde klasse van medeklinkers.
Bekijken Duitse grammatica en Stemhebbend
Sterk werkwoord
Sterk werkwoord is de grammaticale benaming voor een bepaalde werkwoordsklasse in met name Indo-Europese talen, die als typisch kenmerk heeft dat de verleden tijd en het voltooid deelwoord worden gevormd door middel van ablaut in de stam.
Bekijken Duitse grammatica en Sterk werkwoord
Taaltypologie
Taaltypologie is in de systematische taalkunde de overkoepelende term voor de studie van alles wat te maken heeft met de overeenkomsten en verschillen tussen talen onderling en taalfamilies.
Bekijken Duitse grammatica en Taaltypologie
Tegenwoordige tijd
De tegenwoordige tijd is in de meeste talen het meest gebruikte tempus, met behulp waarvan de volgende vier situaties tot uiting kunnen worden gebracht.
Bekijken Duitse grammatica en Tegenwoordige tijd
Tsonga
Tsonga (Xitsonga in Tsonga) is een taal die behoort tot de Bantoetak van de Niger-Congotalen, die wordt gesproken door het Tsonga-volk, dat ook bekendstaat als de Shangaan.
Bekijken Duitse grammatica en Tsonga
Tweeklank (taalkunde)
Een tweeklank of diftong is een klinkerklank waarvan de articulatie tijdens het uitspreken verandert.
Bekijken Duitse grammatica en Tweeklank (taalkunde)
Umlaut (teken)
Toetsenbord met umlauten. De ontwikkeling van de '''umlaut''', geïllustreerd aan de hand van het woord ''schön''. De schrijfwijze gaat van ''schoen'' naar ''schon'' met een kleine e boven de o, tot uiteindelijk ''schön'' met twee kleine haaltjes of puntjes boven de o.
Bekijken Duitse grammatica en Umlaut (teken)
Uvulaar
Een uvulaar is een medeklinker die wordt gearticuleerd met de achterkant van de tong tegen of bijna tegen de huig.
Bekijken Duitse grammatica en Uvulaar
V2 (taalkunde)
V2 of Verb Second is het verschijnsel dat de persoonsvorm het tweede zinsdeel vormt.
Bekijken Duitse grammatica en V2 (taalkunde)
Velaar
Velaar Velaar of velair is in de fonetiek de naam voor elke spraakklank die wordt geproduceerd door met de achterkant van de tong het zachte verhemelte (Latijn: velum) te naderen of aan te raken.
Bekijken Duitse grammatica en Velaar
Verleden tijd
De verleden tijd is een tempus met behulp waarvan wordt uitgedrukt dat een handeling of toestand behoort tot een tijdstip dat voorafgaat aan het moment van spreken (bij talen met een absolute tijd) of tot een tijdstip dat aan dat van spreken kan voorafgaan, ermee kan samenvallen of er op kan volgen (bij talen met een relatieve tijd).
Bekijken Duitse grammatica en Verleden tijd
Voegwoord
Een voegwoord of conjunctie is een woord dat twee deelzinnen (ook wel 'clauses' genoemd) met elkaar verbindt.
Bekijken Duitse grammatica en Voegwoord
Voorzetsel
Een voorzetsel (of prepositie) is een onverbuigbare woordsoort die altijd deel uitmaakt van een zinsdeel (vaak is dit een bijwoordelijke bepaling) en de aard van de relatie tussen verschillende elementen in de zin aangeeft.
Bekijken Duitse grammatica en Voorzetsel
Voorzetselvoorwerp
Het voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat altijd met een vast voorzetsel begint.
Bekijken Duitse grammatica en Voorzetselvoorwerp
Vragende zin
Een vragende zin of vraagzin is een zin in de vorm van een vraag.
Bekijken Duitse grammatica en Vragende zin
Westerlauwers Fries
De taalsituatie in Noord-Nederland Westerlauwers Fries (kortweg Fries, in het Fries: Frysk) is het Fries dat gesproken wordt in de Nederlandse provincie Friesland en in enkele dorpen van het Westerkwartier van de provincie Groningen.
Bekijken Duitse grammatica en Westerlauwers Fries
Woordvolgorde
De term woordvolgorde verwijst in de taalkunde in het algemeen naar de verschillende manieren waarop constituenten worden gerangschikt en onderling samenhangen.
Bekijken Duitse grammatica en Woordvolgorde
Zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord (Romaanse term: nomen of substantief, afkorting znw.) is de woordsoort die wordt gebruikt om in een uitspraak de personen of zaken aan te duiden waar de uitspraak betrekking op heeft, in talen waarin zulke aanduidingen een aparte lexicale categorie (woordsoort) vormen.
Bekijken Duitse grammatica en Zelfstandig naamwoord
Zwak werkwoord
Zwak werkwoord is een in descriptieve grammatica's van onder meer West-Germaanse talen veel gebruikte term voor het type werkwoord dat een vast achtervoegsel krijgt om de verleden tijd en het voltooid deelwoord te vormen.
Bekijken Duitse grammatica en Zwak werkwoord
Zie ook
Grammatica van het Duits
- Der Dativ ist dem Genitiv sein Tod
- Duitse grammatica
- Sterk werkwoord
- Zwak werkwoord